De zon klimt gestaag omhoog, en ergens op het erf klinkt een krakerige, trillende “kukeleku.” Maar deze keer klinkt het anders—zwakker, bijna wanhopig. Onze held, de trotse haan van de boerderij, lijkt getroffen door een mysterieuze aandoening: de ‘Man-Flu.’ Althans, als hanen dit epische drama zouden kunnen meemaken.
De haan, normaal gesproken de koning van het erf, is nu slechts een schaduw van zichzelf. Zijn glanzende veren hangen treurig, alsof ze het gewicht van de wereld dragen. Zijn ooit zo fier opgerichte hanenkam hangt zielig slap naar beneden. Zijn kraai, normaal een luid proclamatie van zijn autoriteit, klinkt nu als een verslagen fluisternoot, alsof het hem alles heeft gekost om het te produceren. De kippen kijken toe, sommige met medeleven, andere met een licht geërgerde blik. “Doe niet zo dramatisch,” fluistert een oude hen, terwijl ze haar ogen rolt.
Maar voor de haan is dit geen gewone kwaal. Nee, dit is een episch strijdtoneel, een heroïsche worsteling die enkel begrepen kan worden door degenen die het zelf hebben doorstaan. Het begint met zijn tragische vertrek naar een schaduwrijke hoek van het erf. Daar bouwt hij zijn fort—a cirkel van stro, zorgvuldig geordend—en ploft hij neer met een diepe, zuchtende kreun. “Breng mij… mais,” piept hij, alsof het een laatste wens is.
De kippen, druk bezig met hun dagelijkse taken, kunnen hem eerst negeren. Maar de aanhoudende klaagzangen van hun mannelijke metgezel worden uiteindelijk te veel. Een jonge hen, deels uit medelijden en deels om hem stil te krijgen, brengt een maiskorrel. De haan accepteert het alsof hij een koninklijk banket krijgt aangeboden. Hij kijkt haar aan met een blik vol dankbaarheid—of misschien is het gewoon vermoeidheid—en eet de korrel met tragische traagheid. “Ik zal dit overleven,” fluistert hij, alsof hij zichzelf probeert te overtuigen.
En dan komt de ware flair van de ‘Man-Flu’ naar boven. Elke stap die de haan zet, gaat gepaard met een theatraal wankelen, alsof hij de Everest probeert te beklimmen. Zijn kraaien, normaal gesproken een symbool van kracht en viriliteit, worden steeds zeldzamer en gevuld met een tragische ondertoon. Hij kijkt toe hoe het leven op de boerderij gewoon doorgaat, maar in zijn ogen is het alsof de wereld hem heeft verlaten. “Geen kip begrijpt mijn lijden,” denkt hij, terwijl hij zich dieper in zijn strobed nestelt.
Ondertussen proberen de kippen het fenomeen te begrijpen. “Waarom zo veel drama voor een beetje snot in zijn neus?” vraagt een pragmatische hen. “Misschien is dit zijn manier om aandacht te krijgen,” suggereert een andere. En eerlijk gezegd, wie kan het hem kwalijk nemen? In een wereld vol hennen heeft de haan misschien besloten dat zijn moment van zwakte ook een kans is om de spotlight op zichzelf te richten.
De boer, zich niet bewust van de interne chaos op het erf, strooit wat graan in het midden van de omheining. En ineens lijkt onze zieke held weer op te leven. Zijn krachten worden magisch hersteld, en met een dramatische sprong stormt hij naar het voedsel, alsof hij nooit ziek is geweest. Maar zelfs hier kan hij de flair van zijn drama niet laten varen. Elke hap graan wordt opgevolgd door een zielige zucht en een korte pauze, om zijn “zwakte” te benadrukken.
En zo gaat het leven verder op de boerderij. De haan, herstellend van zijn ingebeelde epische strijd, begint langzaam zijn krachten terug te winnen—voor zover hij die ooit verloren had. Maar zijn krachten worden niet zonder een vleugje drama hersteld. Want of het nu mensen of hanen zijn, de ‘Man-Flu’ lijkt altijd een goede reden om de gewone gang van zaken even stil te leggen en het leven met een vleugje humor te bekijken.
Misschien is dat wel de kracht van de ‘Man-Flu’: het vermogen om zelfs de stoerste krijgers, of ze nu hanen of mannen zijn, te transformeren in tragische helden vol flair en zelfmedelijden. Want zonder een beetje drama zou het leven toch behoorlijk saai zijn, nietwaar?
Ontdek meer van KippenKronieken
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.